Nieuws Marketing

Brabantse brouwers willen eigen mout

Streekbieren uit deze regio scoren, maar er ontbreekt één schakel in het productieproces: een eigen mouterij voor kleine partijen. Dat schrijft het Brabants Dagblad.

Peter van Erp 6 januari 2017

Mout

Nadat de Muifelbrouwerij uit Berghem in 2015 de titel ‘Lekkerste bier van Brabant’ kreeg en het Ravensteinse Wilskracht de titel afgelopen jaar voor de gemeente Oss prolongeerde, sprak een trotse wethouder Frank den Brok al over de ‘bierhoofdstad’ van de provincie. Het productieproces van de succesvolle brouwers is bijna volledig streekgebonden, met graan en hop uit de Maashorst en ommelanden en water uit Brabantse bodem. Er ontbreekt echter één schakel: een lokale mouterij.

Landschapsbeheer Oss pakt de handschoen op en is bezig met een haalbaarheidsstudie voor een mouterij in dienst van kleine brouwers in Noordoost-Brabant. Coördinator Henk Smouter is trekker van het onderzoek. "Je kunt hier wel gerst telen, maar als dat vervolgens bij een van de twee grote mouterijen in dit land wordt bewerkt, moet je maar afwachten wat je terugkrijgt. Het gaat bij de streekbrouwers vaak om zulke kleine partijen, die vallen in het niet bij de industriële brouwers. Om van een echt streekproduct te spreken zou je de herkomst van grondstoffen moeten kunnen garanderen."

Behoefte

Smouter is spil in de ontwikkeling van de Landerij Van Tosse, een gebied tussen Heesch en Oss waar kleinschalige landbouw en natuurbeheer hand in hand gaan en waar onder meer granen en hop worden geteeld voor de productie van bier. "Wij proberen te voorzien in de lokale behoefte. Kleine brouwers willen vaak experimenteren met verschillende soorten hop. Wij spelen daarop in door verschillende rassen te telen en kleine partijen te leveren."

Met gerst is dat dus een ander verhaal. Fokke Roeland van de Oijense Bierbrouwerij zit echt te vlassen op een lokale mouterij. Zijn hoop is op Smouter gevestigd. "Wij hebben in eerste instantie ingezet op een mouterij in eigen beheer. Het bleek veel ingewikkelder dan het lijkt. Je moet op precies het goede moment het kiemproces stoppen. Wacht je te lang, dan is de korrel ontkiemd en kun je de hele partij weggooien. Ben je te snel, dan is de suikerwaarde in de mout te laag. Het is lastig om een consistent product te krijgen en het vergt veel ruimte en tijd."

Bij de Oijense Bierbrouwerij wordt onder meer het Maashorstbier gebrouwen. Om zeker te weten dat de benodigde gerst van de Maashorst komt, wijkt Roeland voor het mouten nu nog uit naar het Duitse Steinbach. "Daar hanteren ze een minimale hoeveelheid van tienduizend kilo. Voor ons is dat een gigantische partij. Je hebt tachtig tot honderd kilo mout nodig voor tweehonderd liter bier."