Nieuws Actueel
Bank als middel tegen uitbuiting

De Rabobank is op 1 januari radicaal veranderd. De 106 lokale vestigingen zijn niet meer zelfstandig. Na 120 jaar houdt de eerste plaatselijke bank in Nederland, de Voorschotbank te Naaldwijk, nog maar één grote, landelijke boerenleenbank als opvolger over. Dat bericht het AD vrijdag.
Dat er voor agrariërs eind negentiende eeuw in het Westland een eigen bank moest komen, was duidelijk. De invloedrijke Naaldwijkse graanhandelaar Arend Verhagen, die daartoe het initiatief nam, zag om zich heen allerlei woekerpraktijken. Omdat veel tuinders daar ernstig onder leden, wilde hij er een eind aan maken.
Als groot voorstander van coöperatie richtte Verhagen, naar het voorbeeld van de Duitser Friedrich Wilhelm Raiffeisen, in 1895 in Naaldwijk de eerste coöperatieve bank voor boeren en tuinders in Nederland op. Ook de oprichting van de groente- en fruitveiling Naaldwijk was zijn idee. Hij was ook daar de eerste voorzitter van.
Dat gebeurde allemaal in een periode van de Westlandse geschiedenis waarin het net als in de afgelopen jaren allesbehalve goed ging in de financiële sector. Als veilingvoorzitter bond Verhagen zelfs openlijk de strijd aan met handelaren die uit winstbejag de veiling wilden boycotten. Op een dag kocht hij daarom alle aangevoerde producten zelf op en exporteerde ze ook zoals hij gewend was te doen met zijn granen. De corrupte handelaren stonden daardoor plotseling verbluft buitenspel. Door dat een tijdje vol te houden wist Verhagen de tegenstand van de handel te breken.
Voorbeelden van woekerwinsten waren er genoeg. Een aspergeteler die per oogst voor zo'n duizend gulden asperges stak, leende van een koopman bij wijze van voorschot vijfhonderd gulden. Als tegenprestatie moest hij dan wel de hele oogst aan diezelfde koopman afstaan. En die bracht veel meer op. Dat bedrag stak die handelaar in zijn eigen zak. Er waren handelaren die elk voorjaar op die manier wel zo'n 25.000 gulden wisten op te strijken.
RaiffeisenDaar moest iets tegen gedaan worden, vond Verhagen, die meende dat wat Raiffeisen in het Duitse Heddesdorf tot stand had gebracht, ook in Naaldwijk moest kunnen. Verhagen vond dat de bemiddelde tuinders - via de Voorschotbank - de andere wat minderbedeelden maar moesten helpen. Een zo verzameld beginkapitaal van pakweg dertigduizend gulden zou hij dan uitlenen tegen een rente van 2,5 procent. Deze manier van geld lenen was heel wat gunstiger voor de tuinders dan lenen bij de vaak uitbuitende handelaren. Het was zelfs nog gunstiger dan lenen bij het Zuid-Hollands Landbouwkrediet, waar ze vier procent rente moesten betalen.
Verhagen kreeg voor zijn idee veel steun en op 18 mei 1895 werd de Voorschotbank opgericht. Uit zijn toespraak als voorzitter klonk tevredenheid door: ,,Reeds de eerste week is het grondkapitaal (1500 gulden) volteekend; thans zijn er 43 aandeelhouders met ruim 60 aandelen.''
OprichtenErg eenvoudig was het oprichten van een bank niet. Dat merkte Verhagen al gauw. Het uit de leden gevormde bestuur moest eerst een betrouwbare boekhouder, later kassier genoemd, aanstellen. Er moesten statuten worden opgesteld. Voor het opbergen van het geld en de waardepapieren was een doelmatige brandkast nodig. Die brandkast had drie verschillend werkende sloten: een voor de boekhouder, de andere voor twee bestuursleden.
Al gauw gingen anderen in verscheidene plaatsen van het Westland het voorbeeld van Verhagen volgen. In Naaldwijk zelf was het pastoor Van Lijnschooten die - net als ook in andere plaatsen gebeurde - als geestelijke in 1902 de stoot gaf tot oprichting van een tegenhanger in de vorm van een katholieke boerenleenbank. Elk dorp in het Westland kreeg zo op den duur zijn - vaak twee - boerenleenbanken. Het waren alle, tot 1 januari 2016, zelfstandige banken, die hun eigen beslissingen konden nemen als het, eenvoudig gezegd, over geldzaken ging. Door fusies, beginnend in de jaren zeventig van de vorige eeuw, zijn de banken steeds meer naar elkaar toegegroeid. Dat leidde ertoe, dat er nu voor heel Nederland nog één grote coöperatieve Rabobank over is, met in het Westland ook nog maar één hoofdvestiging.
"Dankzij al die kleine coöperatieve banken heeft de tuinbouw wel een enorme ontwikkeling doorgemaakt,'' zegt Hans Barendse (80), die dat als voormalig tuinder en oud-voorzitter van de Rabobank Midden-Westland zelf heeft meegemaakt en er een heel eigen kijk op heeft. ,,Kleine bedrijfjes hebben zich immers kunnen ontwikkelen tot gezonde ondernemingen met een sterke concurrentiepositie op de markt. De kleine agrariër uit het verleden heeft het mede daardoor vaak gebracht tot een zelfbewuste ondernemer, die logischerwijs ook hogere eisen aan kredietorganisaties stelt.''
MondigerDe ondernemers zijn, zo constateert hij, mondiger geworden. Want was het volgens Barendse vroeger zo dat de bank bijvoorbeeld uitmaakte wat voor teelten een teler moest kiezen, nu komen de telers zelf met complete plannen bij de bank. "En als het ze niet zint, gaan ze gewoon naar een andere bank,'' vertelt hij, menend dat de bank niet op de stoel van de ondernemer moet gaan zitten.
Er is wel veel veranderd in de betrokkenheid van de bank bij de kleine ondernemers. Dat heeft te maken met het feit dat de oude bankbesturen vooral bestonden uit leden die midden in het bedrijfsleven stonden en veel kennis van zaken en ervaring hadden.