Dit kabinet schotelt ons vandaag op Prinsjesdag 1,5 procent extra koopkracht voor, schroeft de overheidsgaven flink op en schudt en passant een begrotingsoverschot van 8 miljard euro uit de mouw. Maar achter die mooie cijfers zit een minder mooie werkelijkheid.
Toveren
Het regeerakkoord van Rutte III kreeg als titel 'vertrouwen in de toekomst' mee, maar er had evengoed 'lekker geld uitgeven met zijn allen' boven kunnen staan. Het contrast met het vorige kabinet is groot: dat wist met fikse bezuinigingen en belastingverhogingen een tekort van ruim 25 miljard euro om te toveren in een overschot van 9 miljard.
Lees ook: Kabinet wil 'designated survivor' op Prinsjesdag
De nieuwe regeringsploeg zet de sluizen open. Tot en met 2021 gaan de uitgaven met 14,5 miljard euro netto omhoog. ,,Het is een weloverwogen beslissing van het kabinet om na de voorbije zuinige jaren te investeren", schreef CDA-minister van Financiën Wopke Hoekstra kort na zijn aantreden in zijn startnota.
Het nieuwe kabinet steekt miljarden in onder meer verpleeghuizen en de krijgsmacht en trakteert burgers daarbovenop nog eens op lastenverlichting. Tegelijkertijd rekent Hoekstra komend jaar op een overschot van maar liefst 1 procent, een slordige acht miljard euro.
Lees ook: Wat we nu al weten van Prinsjesdag 2018
Paradijs
Het paradijs bestaat en het ligt aan de Noordzee. Het werpt de logische vraag op waar al dat geld opeens vandaan komt. Het antwoord is heel eenvoudig: het gaat domweg heel erg goed in Nederland.
Door de forse economische groei, volgend jaar wordt de totale koek weer 2,6 procent groter, stroomt bij de Belastingdienst momenteel het geld in grote sloten binnen. In 2019 bedragen de inkomsten 305 miljard euro. Uitgaven aan uitkeringen en rente zijn juist lager.
Lees ook: Aantrekkende economie geeft winkeliers lucht
Op de lastenverlichting die het kabinet in petto heeft valt overigens het nodige af te dingen. Die was voor het overgrote deel al ingepland door het vorige kabinet ter compensatie van de beperking van de hypotheekrenteaftrek. Rutte III haalt die miljarden slechts naar voren in de tijd - en versnelt tegelijkertijd de aftrekbeperking. Ofwel: er wordt geld uitgedeeld dat al uitgedeeld zou gaan worden, een sigaar uit andermans doos.
De doorsnee Nederlander gaat er komend jaar 1,5 procent op vooruit. En ja, daar is de stijging van de zorgpremie en het lage btw-tarief al in verrekend. Maar nee, dat betekent niet dat iedereen mag rekenen op 1,5 procent erbij. Het Centraal Planbureau gaat bovendien uit van een statische 'koopkrachtontwikkeling', ofwel de verandering in de portemonnee in de veronderstelling dat de privésituatie niet verandert.
Promotie
Maar dat is natuurlijk bijna nooit het geval. Mensen maken promotie, krijgen kinderen, gaan verhuizen, vinden een baan of worden juist ontslagen, noem maar op. Al die veranderingen hebben een veel groter effect op de ontwikkeling van de koopkracht dan een stel Haagse beleidswijzigingen van een procentje meer of minder.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek brengt achteraf in kaart wat de werkelijke koopkrachtontwikkeling is geweest en neemt daarbij veranderingen in de privésfeer wél mee. Dit wordt de dynamische koopkrachtontwikkeling genoemd. En dan blijken de verschillen tussen groepen mensen veel groter: in 2017 zag een vijfde van de bevolking de koopkracht met 7 procent of zelfs meer dalen. Een even grote groep hield juist 10,9 procent of meer in de portemonnee over. Beide getallen wijken flink af van de door het kabinet beloofde doorsnee koopkrachtverbetering van 1 procent voor dat jaar.
Bijzonder is dat het gedraai met belastingtarieven en heffingskortingen gewone Nederlanders koud laat: ruim driekwart gelooft gewoonweg niet dat zij komend jaar meer overhouden, blijkt uit onderzoek van EenVandaag. Slechts 17 procent is optimistisch.
Fenomeen
Werkgevers klagen op hun beurt steevast dat het échte probleem nauwelijks wordt aangepakt: het grote verschil tussen wat zij bruto aan hun personeel betalen en wat de werknemer netto ontvangt. Loonsverhogingen, waar het hele Binnenhof momenteel om roept, leiden daardoor niet zelden tot een beetje extra nettosalaris, omdat een groot deel via progressieve belastingen en premies zo weer naar de schatkist gaat.
Dat fenomeen wreekt zich in een cijfer waar je het kabinet zelden over hoort: de collectieve lastendruk: dit is het gedeelte van elke euro die we afgedragen aan de overheid. Dit percentage neemt jaar na jaar verder toe en komt in 2019 boven de 39 procent uit. Burgers en bedrijven zijn dus relatief steeds meer geld kwijt aan de overheid.
Dezelfde Rutte die altijd op zuinigheid hamert, laat de lasten dus stijgen. En er mag dan nu een overschot zijn, op langere termijn ziet de begroting er veel minder rooskleurig uit. Sterker nog: zonder de economische bloei die Nederland nu doormaakt, zou Hoekstra alweer tekortkomen, becijfert het CPB. Het zogeheten structurele saldo bedraagt komend jaar min 0,4 procent.
Onder druk
Tegelijkertijd lopen de uitgaven zo sterk, op dat de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat op langere termijn onder druk komt. Het kengetal daarvoor, bekend als het houdbaarheidscijfer, duikt komend jaar al naar min 0,4 procent (3 miljard euro). En dan moet het Groningse gasbesluit nog worden verrekend.
In coalitiekringen wordt deze schaduwkant van de eigen Miljoenennota heus gezien. Maar zolang de oppositie er niet over begint, is er amper discussie. Of zoals een Haagse bron het onlangs verwoordde: ,,De partijen die waarde hechten aan begrotingsdiscipline zitten allemaal in het kabinet, de oppositie wil het liefst nog meer geld uitgeven."