Vier handelshuizen met dezelfde nering zaten eind negentiende eeuw op een paar honderd meter van elkaar in hartje New York. Ze handelden alle vier in haar, om pruiken te maken voor theaters van de nabijgelegen ‘theaterstraat’ Broadway. Maar er was nog een belangrijke overeenkomst: ze waren stuk voor stuk afkomstig uit Luyksgestel. De ‘haarteuten’, handelaren in haar, hebben een eeuwenoude band met het Kempische dorp. Laatste haarteutHet is een bijna vergeten historie; de laatste handelaar stief in 1930. Maar dat die laatste, Adrianus Rombauts en zijn vrouw Petronella Calis, begraven liggen bij de kerk van Luyksgestel, houdt de gemeente Bergeijk graag in ere. Het college besloot onlangs 2.000 euro uit te trekken voor de restauratie van de grafzerk. De reden voor Bergeijk: Rombauts was ‘onze’ laatste haarteut. Het was Ad van Poppel uit Vught, achterkleinzoon van Rombauts, die de gemeente op de vervallen zerk en het achterliggende verhaal wees. Hij dook in de geschiedenis van zijn familie en de haarteuten. "We wisten in de familie dat deze Adrianus een kantoor in New York had gehad, zo ongeveer tussen 1880 en 1900", legt Van Poppel uit. "Je denkt al gauw: hoe kan dat in elkaar hebben gestoken?"Handelaren in haar Hij ontdekte tot zijn verrassing dat op maar liefst vier plekken op Manhattan Luyksgestelnaren hun bijzondere handel aan de man brachten. De Rombautsen vormen gedurende eeuwen een geslacht van handelaren in haar. "Dat kwam natuurlijk vooral op tijdens de pruikentijd in de zeventiende eeuw", zegt Van Poppel. "De adel vroeg erom en die pruiken moesten ook ergens gemaakt worden. Het haar zelf moest trouwens ook ergens vandaan komen."Reizigers en ondernemers De Luyksgestelse teuten kochten het haar met name in Duitsland. Ze maakten het schoon en verkochten het door aan pruikenmakers. Nadat de pruik uit de mode raakte, vonden ze afnemers bij theaters en bij de Engelse rechterlijke macht. "Die teuten waren echte reizigers en ondernemers. Er waren er altijd tientallen op stap. Ze werkten als een compagnie. Ze deelden de winsten en de lasten. En ze kwamen ook altijd terug naar Luyksgestel."Ze kochten het haar meestal van boerenmeisjes die daar een extra verdienste aan hadden. "We zijn een geschrift tegengekomen dat de teuten niet op zoek gingen naar haar in hun eigen dorp Luyksgestel. Dat haar was niet goed genoeg, vonden ze." Van Poppel verwijst naar een schrijver die in 1910 over het Luyksgestel van de negentiende eeuw schrijft als een dorp waar men alle talen spreekt: Nederlands, maar onder meer ook Engels, Frans, Duits en Deens. Luyksgestel was rond 1900 een bescheiden dorpje van 850 inwoners. "Die teuten waren familie van elkaar of aangetrouwd. Ze kenden en hielpen elkaar. Toen Adrianus Rombauts in 1881 naar New York vertrok, zaten er al drie Luyksgestelse firma’s op Manhattan: Wijnen en Heesters, Chr. Wijnen en De Krom. Ik stel me zo voor dat ze zeiden: wij zitten hier al, kom ook naar hier." Samen met Peter Peeters stichtte Rombauts het vierde kantoor, ‘Peeters & Rombauts, importers of human hair’. TerugkeerRombauts’ neef Johannes kreeg ook een plek in het New Yorkse kantoor. "Het aardige is dat al die Luyksgestelnaren die daar destijds woonden, later ook allemaal weer terugkeerden. Zo kwam neef Johannes in 1899 terug om te trouwen met Arnoldina van Lieshout, een Riethovense." Het wil wat zeggen als een Luyksgestelnaar jarenlang in het kosmopolitische New York woont om tenslotte zijn bruid toch maar in het veilige Riethoven te gaan zoeken. Van Poppel schat dat begin 1900 de teuten terugkwamen omdat de handel in pruiken minder goed liep. "Toch moeten die mensen lange tijd goed geld verdiend hebben. Je krijgt een beeld van een hechte Luyksgestelse gemeenschap, met een onderlinge familieband waar men trouw is aan elkaar. Die haarteuten vormen een beetje een vergeten geschiedenis. Daarom is het aardig dat de gemeente er aandacht aan schenkt." Volgend jaar gaat hij naar New York om verder te zoeken.
Van Luyksgestel naar New York voor mensenhaar
Geschreven door: Redactie De Ondernemer
Leestijd 3 minuten •
Luyksgestelse handelaren hadden lange tijd een goede, niet alledaagse handel in de VS. In mensenhaar, schrijft het Brabants Dagblad.
Lees verder onder de advertentie