Dat aantal van zo'n 3300 is een stijging van meer dan 40 procent vergeleken met 2021. Toen ging het om een kleine 2300 tijdelijke woningen. In 2019, het laatste jaar voor de coronacrisis, ging het om vergunningen voor ruim 2700 tijdelijke woningen.
In alle jaren ging het voor het overgrote deel om nieuwbouw. Tijdelijke woningen kunnen ook ontstaan door verbouw, bijvoorbeeld als een kantoorpand wordt omgebouwd naar appartementen.
In 2019 waren de meeste tijdelijke woningen nog voor studenten, maar zij kregen vorig jaar maar een klein deel van de tijdelijke woningen. Arbeidsmigranten en seizoensarbeiders konden daarentegen veel vaker zo'n tijdelijke woning krijgen. Ook gingen er meer van de tijdelijke onderkomens naar statushouders en vluchtelingen, onder meer uit Oekraïne.
Noord-Brabant verstrekte vorig jaar de meeste vergunningen voor tijdelijke woningen en deed dat ook in de periode sinds 2019. In Flevoland werden afgelopen jaar nauwelijks vergunningen verleend, Zeeland verstrekte er sinds 2019 de minste.