Hij hijst de bussen op zijn schouders en na anderhalf uur trein en metro arriveert hij in Copacabana. Daar koopt hij een flinke zak ijsklontjes en de verkoop kan beginnen. 'Matte', roept hij over het strand. 'IJskoude matte.' De badgasten richten zich op en grijpen naar hun portemonnee. Santana pakt een plastic beker en draait het kraantje van de matte bus open. 'Veel of weinig limoen?'
De Olympische Spelen zijn goed voor Santana's handel. 'Normaal zijn er veel minder mensen op het strand in deze tijd van het jaar', legt hij uit. Hij is niet de enige matteverkoper, maar onderling kunnen ze het goed vinden. 'Soms zijn er dieven die in een Matte Leão-pak badgasten beroven', vertelt hij. 'Die jagen we samen van het strand af.'
Santana is blij met zijn werk. Hij verdient 40 tot 115 euro per dag; dat is ruim boven modaal. 'Ik heb jaren in een cementfabriek gewerkt', vertelt hij. 'Nu ben ik eigen baas.' Hij wijst naar de zee, de suikerberg en het speciaal voor de Spelen gebouwde beachvolleybalstadion. 'En dit is mijn kantoor', zegt hij grijnzend. 'Wat wil je nog meer?'