Nieuws Marketing
Voorpublicatie: Wordt de franchisewinkel de doodsteek voor de detailhandel?
Fred Rutgers bouwde mee aan het onderscheidend vermogen van American Express, Philips, HP, Nissan en andere bedrijven. Zijn ervaring met het optimaliseren van de slagkracht in de retail deelt hij in zijn nieuwe boek 'Mag het ietsje meer service zijn'. Een voorpublicatie.

Nederlandse winkelstraten zijn steeds meer een eenheidsworst worden. Is dat nu de schuld van de grootwinkelbedrijven en de franchiseorganisaties?
Het fenomeen franchising is ergens eind jaren 70 begin jaren 80 komen overwaaien uit Amerika. Het leek zeker in aanvang de beste uitvinding sinds het voorgesneden brood.
Ik maak deze vergelijking bewust, want in die tijd verschoof ook de broodverkoop van de bakker naar de supermarkt en werd een ambachtelijk brood van de bakker vervangen door voorgesneden ‘KingCorn’! Niet alleen ‘Japie’ groeide als kool, maar de opmars van de grootwinkelbedrijven en de winkelketens kwam opeens echt op gang! Voor de jongeren onder u: Japie speelde de hoofdrol in de overbekende KingCorn reclame in die tijd. KingCorn was het eerste echte fabrieksbrood dat grootschalig verkrijgbaar was.
Begin jaren 80 leek de opmars van de schaalvergroting, het formuledenken en de veramerikanisering van onze winkelstraten niet meer te stoppen. Steeds meer winkels stapten over van het bedieningsconcept naar het openschappenplan-zelfbedieningsconcept en de winkelbediende werd steeds vaker kassamedewerker. Klanten liepen winkels in en uit zonder enige belemmering, de gevels werden steeds verder opengebroken, de winkeldeur werd vervangen door een open pui en het verkoopgesprek werd vervangen door allerlei soorten muziek, muzak of andere herrie.
Tegenwoordig zijn er zelf winkels waar de muziek zo dominant aanwezig is dat een verkoopgesprek of zelfs het uitwisselen van wat beleefdheidswoorden bij de kassa vrijwel onmogelijk is. De winkel in kwestie heeft er kennelijk voor gekozen om de privacy en zelfstandigheid van de klant en het gebrek aan communicatieve vaardigheden van de medewerkers en het volledig wegvallen van de behoefte van klanten en personeel om informatie of beleefdheden met elkaar uit te wisselen te promoten door deze zaken ook vrijwel onmogelijk te maken.
De winkel en zijn klanten zijn slechts nog functioneel aan elkaar verbonden. De relatie is zuiver rationeel geworden. Vraag en aanbod worden samengebracht, de enige bindende factor zou mogelijk nog de smaak voor muziek zijn.
Natuurlijk weet ik best dat ik het hier even in het extreme trek, maar de trend is duidelijk, winkels worden kennelijk steeds minder een bindende factor in onze samenleving, de band tussen de winkelier en de klant wordt steeds abstracter en het gaat steeds meer de kant op van: ‘wij leveren wel als u betaalt’ en ‘ik zal betalen als jij hebt wat ik wil kopen’. Gewoon platte bevrediging van onze koopbehoefte en de omzethonger van de winkelier.
Tijdens de opkomst van de grootwinkelbedrijven en de franchiseketens is er nog veel meer veranderd in de Nederlandse detailhandel. Het type ondernemer is ook wezenlijk anders dan vroeger, Niet alleen is het service-niveau en de binding met de klant sterk anders geworden, ook het vakmanschap is anders.
Door het wegvallen van de branchebescherming en de vakopleidingen, met daarbij ook het verdwijnen van de detailhandel-opleidingseisen, zien we tegenwoordig een ander type ondernemer.
Vroeger waren het echte ondernemers en vakmensen die begonnen met een winkel, tegenwoordig zie je veel ondernemende mensen die het leuk lijkt om een winkel te hebben. Maar ondernemende mensen zijn niet per definitie ook ondernemers. Ondernemen is een vak. Het is een passie! Franchiseorganisaties zijn vaak de oplossing voor would-be-ondernemers om toch met een winkel te kunnen beginnen. De organisatie regelt de inkoop en het assortiment, regelt opleidingen en zorgt voor marktonderzoek en marketing. De winkelier in spe wordt van a tot z begeleid op zijn pad naar ondernemerschap. Zelfs bij de financiering kunnen franchiseorganisaties een rol spelen. Op zich is dat best mooi en je hoort mij niet zeggen dat franchiseorganisaties alleen maar slecht zijn. Maar je ziet daar vaak wel een ander soort ondernemer dan bij de echt zelfstandige winkeliers.
Naast bovengenoemde risico’s zie ik nog een paar nadelen van de franchise-explosie. Omdat dergelijke organisaties bij voorkeur in ieder rendabel verzorgingsgebied in Nederland een vestiging nastreven hebben we een enorme opwaartse druk zien ontstaan op de huurprijzen in ons land. Telkens als er een aantrekkelijke winkellocatie beschikbaar kwam, stonden de winkelketens in de rij om die locatie te veroveren met als gevolg forse huurprijsontwikkelingen op met name de A1-locaties. Ook de diversiteit in panden is door deze ontwikkeling sterk afgenomen. Vrijwel iedere winkelpui in Nederland is een op een uitwisselbaar met iedere andere in dit land. Gelukkig zien we inmiddels door de leegstand weer een dalende trend in de huurprijzen.
Een ander zorgpunt is het exploitatiemodel. Bij een franchisemodel moeten er in principe twee partijen mee-eten van de omzet, marge en winst. Zowel de franchisegever als de franchisenemer wil overleven. Voor de franchisenemer betekent dit dat zijn afdrachten aan de franchisegever meer dan gecompenseerd moeten worden uit schaal- en efficiencyvoordelen. Helaas zien we in de praktijk dat dit nog wel eens verkeerd uitpakt.
Het feit dat franchisenemers hun pand vaak huren van de franchisegever, hun bedrijf hebben gefinancierd via de franchisegever, hun inkoop, marketing en automatisering laten regelen door hun franchisegever en zelfs hun vakkennis volledig vergaren via hun franchisegever is een trend waar ik soms met verwondering naar kijk. Ik vraag mij af of niemand ooit nadenkt over de schaduwkant daarvan.
Als adviseur van onder andere winkeliersverenigingen constateer ik nog een ander nadeel van de schaalvergroting in de detailhandel. Door de grotere afstand tussen de lokale markt en omstandigheden en de makers van het landelijke franchise- of filiaalbeleid merk ik dat het voor winkeliersverenigingen ook lastig is om de eenheid binnen winkelcentra te handhaven. Collectieve extra koopavonden, koopzondagen, jaarmarkten, sinterklaasintochten etc., het kost steeds meer moeite om dergelijke zaken te organiseren en af te stemmen. Steeds vaker lijkt het dat centraal beleid niet aansluit op de lokale behoeften. Het is soms spijtig om te constateren dat met name de ketens en grootwinkelbedrijven niet actief deelnemen aan winkeliersverenigingen.
Ik ervaar in de praktijk dan ook regelmatig dat franchisenemers wel erg afhankelijk zijn van de ‘centrale organisatie’ Voor een deel wordt dat door deze franchiseorganisaties ook beoogd, maar voor een deel blijkt dat franchiseondernemers wel heel zwaar leunen op de franchisegever voor hun succes. Natuurlijk streven franchiseorganisaties naar een uniforme uitstraling en een uniform beleid, maar is een oude wijze les niet: ‘Think global – act local?’ Om echt succesvol te zijn zal een ondernemer moeten inspelen op lokale omstandigheden en lokale kansen. Maar zitten dergelijke ondernemers wel binnen franchiseformules?
Regelmatig moet ik constateren dat de kwaliteit van het ondernemerschap van franchisenemers nogal te wensen overlaat. En hoe goed het concept ook is en hoe professioneel de begeleiding ook is, zeker in de huidige marktomstandigheden is daadkrachtig en creatief ondernemerschap essentieel om te overleven in de Nederlandse winkelstraten.
Door de soms zeer strakke voorschriften waaraan filiaalhouders en franchisenemers zich moeten houden heb ik soms het gevoel dat ook de innovatiekracht van de Nederlandse detailhandel in het gedrang komt. Innovatie komt voort uit vrij denken, durven experimenteren, leren van gemaakte fouten en het lef hebben om door te gaan waar anderen opgeven. Ik spreek vaker dan mij lief is filiaalmanagers die zich niet meer vrij noemen om zich hiermee bezig te houden.
Nogmaals, ik ben echt niet bezig om hier te roepen dat franchising alleen maar slecht zou zijn, maar ik wil wel nadrukkelijk wijzen op de risico’s die franchising met zich meebrengt in onze vaderlands winkelstraten. De belangrijkste bedreigingen noem ik hieronder nog even:
- standaardisering van het Nederlandse winkellandschap;- afname van het niveau van ondernemerschap in de detailhandel;- oplopende huurprijzen;- afname van de betrokkenheid bij de lokale collega-ondernemers;- minder betrokkenheid bij de lokale gemeenschap;- afname van de innovatiekracht in de detailhandel.
Maar wat betekent dat voor de toekomst van de winkel? Wat betekent deze trend voor de toekomstige rol van winkels? Wat betekent dit voor winkeliers en hun personeel? En wat betekent dit voor zaken als klantentrouw, toegevoegde waarde en continuïteit? Worden winkels door deze ontmenselijking niet steeds kwetsbaarder voor de concurrentie van webshops? Maakt deze trend niet dat de rol van winkels in onze samenleving verandert en dat de bindende factor die winkels hadden in onze samenleving verandert of mogelijk zelfs verdwijnt? Wat betekent dat voor de leefbaarheid van onze dorpen en steden? Willen we dat eigenlijk wel met ons allen? Moeten we wel door op deze weg en is er eigenlijk nog wel een weg terug als we dat zouden willen?
Kortom, het veranderen van onze winkels heeft vele consequenties op diverse niveaus en zou niet alleen een vraagstuk moeten zijn voor winkeliers. Ik denk dat we hierover eigenlijk eens een brede maatschappelijke discussie zouden moeten voeren.
Ik blijf nog steeds van mening dat een wereld met alleen webshops, gedragen door internet en social media, wellicht een wat schrale wereld is, waarbij het menselijke aspect in de knel raakt en waarbij de samenhang in de maatschappij en de overlevingskansen van de multiculturele samenleving onder druk komen te staan. Want zijn het niet de winkels waar mensen elkaar ontmoeten en spreken? Zijn het niet de winkeliers die activiteiten organiseren en mogelijk maken in de dorpen en steden? Zijn de lokale winkeliers niet de o zo nodige sponsors van onze sportverenigingen? Zijn de winkeliers niet de motor achter de ontwikkeling van stadcentra? Zijn het niet de winkels waar we met elkaar discussiëren over hoe het verder moet met onze wijk en wat er allemaal fout gaat en zou moeten veranderen in onze omgeving?
Als we ons dat allemaal realiseren, is het dan niet de hoogste tijd om eens echt na te denken over de toekomst van de winkels in ons land? Nu hebben we nog winkels, nu kunnen we nog iets doen, want de noodzaak is hoog. Iedere dag gaan er weer een paar winkels verloren in dit mooie land.