Marín erkende ook dat de luchtvaart een minder aantrekkelijke werkgever is geworden in vergelijking met vroeger. "Als je kijkt naar de grondafhandeling in het bijzonder, moeten we een beter evenwicht vinden tussen concurrentievermogen en de sociale duurzaamheid van de geboden werkgelegenheid", aldus Marín. Hij zinspeelde ook op het feit dat sommige van de zwaarst getroffen luchthavens tijdens de pandemie weinig financiële steun hebben gekregen. Verder zouden veel luchthavens voor de pandemie enorme druk van luchtvaartmaatschappijen en hun regelgevende instanties hebben ondervonden om hun tarieven te verlagen en kosten te besparen. "Uiteindelijk is de realiteit dat financiële zwakte ook een bepalende factor is voor de operationele veerkracht", aldus de ACI-president.
Volgens de luchthavenkoepel blijf de mogelijke opkomst van een nieuwe variant van het coronavirus het grootste risico voor de sector. Marín hekelde het gegeven dat er nog altijd geen Europees draaiboek ligt voor als er een nieuwe variant de kop opsteekt.
Het verhogen van de luchthavengelden, zoals ook Schiphol doet, noemde Marín verder onvermijdelijk. "Elk bedrijf moet de stappen nemen die nodig zijn om een levensvatbaar bedrijf te blijven. Zoals de luchtvaartmaatschappijen hun tarieven voor de passagiers verhogen naarmate deze herstellen, zo moeten de luchthavens ook de heffingen voor hun klanten kunnen verhogen."