Nieuws Familiebedrijf
In deze koninklijke slagerij ligt geen biefstuk of worst in de koelvitrine: alles is maatwerk
Even anoniem een paar kiloknallers scoren zit er niet in bij de Rotterdamse slagerij van Jan-Willem Tol. Uitzoeken welk stukje vlees je graag zou hebben evenmin. Een koelvitrine, net als een prijslijst, ontbreken. Maar aan lekker vlees is bij deze hofleverancier geen gebrek. De koeling ligt vol - alleen zul je er zelf naar moeten vragen.

,,Kwaliteit laat zich altijd verkopen, ook zonder het te etaleren", aldus de Rotterdamse slager Jan-Willem Tol. Foto's: Frank de Roo
,,Onze winkel is nogal ongewoon.’’ Jan-Willem Tol van Slagerij B. Tol & Zn in het Rotterdamse stadsdeel Hillegersberg, alweer de vierde generatie meesterslager, weet zelf ook wel hoe ongebruikelijk het is om geen vlees te zien in de etalage. ,,Er is geen worst of biefstuk te bekennen. Daar hebben we een goede reden voor: alles is bij ons maatwerk. Pas als we een goed idee hebben van wat de klant wenst, halen we het vlees uit de koeling en gaan we aan de slag", vertelt Tol aan het AD.
Zoon van herenboer begon de vleeschhouwerij
Het heeft niets te maken met de Nationale Week Zonder Vlees. Zo ging het generaties eerder ook al, toen Bas Tol senior, zoon van herenboer Pieter Tol uit Nieuw-Beijerland in de Hoeksche Waard en Jan-Willems overgrootvader, in 1910 zijn ‘spekslagerij’ en ‘vleeschhouwerij’ begon op de hoek van de Bergse Dorpsstraat en Kerkstraat.
Jan-Willem Tol (49) over zijn vaders opa: ,,Op 12-jarige leeftijd werd hij als slagersknecht naar Rotterdam gestuurd. Als rechterhand van ‘meesterslagers’ gebroeders Philippus op de Binnenweg, die de Rotterdamse horeca en gegoede burgerij bedienden. Daar leerde hij het vak.”
Na zijn huwelijk kreeg Bas Tol senior de kans de slagerij van de gebroeders Oosthoek in Hillegersberg over te nemen. ,,Feitelijk kocht hij een kat in de zak”, aldus Jan-Willem. ,,Maar het toeval wilde dat Hillegersberg rond die tijd dé pleisterplaats werd voor welgestelde Rotterdammers die er massaal hun buitenverblijven lieten bouwen.”
Lees ook: Unox vegetarische motor achter Unilever: oer-Hollands merk heeft 'grote slag' te slaan
Vleesjuwelier voor het luxere vleesch
Een demografisch gelukje, stelt de huidige slager. ,,Het waren oude bekenden: voormalige klanten van Philippus, van wie Bas Tol exact wist wat ze graag aten”, vertelt de achterkleinzoon. Dat was vooral het ‘luxere vleesch’, waardoor de slagerij in de volksmond al gauw de ‘vleesjuwelier’ werd genoemd.
Jan-Willem Tol heeft gemengde gevoelens over die bijnaam van toen. ,,Het impliceert dat we klanten het vel over de oren halen, terwijl we gewoon gaan voor een goed, duurzaam en ambachtelijk product. En ja, dat kost geld. Maar niet meer dan noodzakelijk.”
Opa Dirk grondlegger Chabot Museum
Over de familie Tol doen sowieso de wildste fabels de ronde, weet hij. Hoe opa Dirk, wiens collectie de basis vormt van het huidige Chabot Museum, de lokale kunstschilder en beeldhouwer Hendrik Chabot op slinkse wijze zijn kunst afhandig zou hebben gemaakt bijvoorbeeld. ,,Terwijl die twee gewoon vrienden waren. En mijn opa een enorme kunstliefhebber.”
De tekst gaat onder de foto van slager Jan-Willem Tol verder
''Mijn tweeling ziet een overname momenteel niet zitten, maar misschien wel als ik de slagerij weet uit te bouwen tot een merk''
Fast forward naar 2021: de vierde generatie Tol-slagers is nog altijd trots op de roots. Vooral zijn vader, Bas jr. bij wie hij in 1989 in de zaak kwam, was voor hem een goede leermeester. ,,Hij vond dat kwaliteit zich áltijd laat verkopen, ook zonder het te etaleren. Vandaar de vitrines zonder vlees.”
Gaat de vijfde generatie het overnemen?
Samen loodsten ze het bedrijf naar het 100-jarig bestaan en het predicaat hofleverancier, dat ze op 11 november 2011 verwierven. Maar of de slagerij een vijfde generatie Tol gaat meemaken, is nog onduidelijk. ,,Mijn tweeling ziet een overname momenteel niet zitten, maar misschien wel als ik de slagerij weet uit te bouwen tot een merk. Overal lekker vlees van Tol in de schappen. Dat is voor nu nog de droom.”