Heel voorzichtig keert de hoed weer terug in het straatbeeld. Tot grote vreugde van Boy de Winter (67) uit Uden.
Al vijftig jaar maakt hij met zijn bedrijf L'Hiver ('de winter' op zijn Frans) bijzondere hoeden. "Niet zo maar hoeden, maar edele hoofdbekleding", zegt De Winter, gevolgd door zijn karakteristieke vette lach. Zijn klanten zitten over de hele wereld en als ze niet naar hem komen, zoekt de Udenaar ze zelf op. Zoals komend weekeinde als hij op Indoor Brabant te vinden is met zijn mobiele werkplaats. "Op al mijn hoeden zit levenslange garantie, dus dat is vooral een kwestie van de bekleding weer mooi maken en de hoed modelleren", zegt De Winter.
Podium vol hoedenZo'n beetje alle bekende dressuurruiters uit binnen- en buitenland zijn vaste klant bij De Winter. Anky van Grunsven, Edward Gal of de Duitse Isabell Werth, allemaal rijden ze hun kür met een hoed van L'Hiver. Bij de laatste Olympische Spelen in Londen stonden op het podium zelfs alle twaalf ruiters van de winnende landenteams dressuur (Groot-Brittannië, Duitsland en Nederland) met een Udense hoed op. De Winter glundert. "Mooi hè."
Het mag duidelijk zijn: het zijn geen alledaagse hoedjes. Gemiddeld is De Winter, sinds enige jaren geholpen door zijn zoon Boy junior, een kleine 40 uur met één hoed bezig. Afhankelijk van het gebruikte materiaal kost die dan ook zo'n 800 tot 3.000 euro. "Duur? Nee hoor, hoeden zijn niet duur, ze kosten alleen veel geld", zegt hij. Met weer die vette lach.
Van bruidegommen en goochelaars tot doodgravers of gildebroeders, allemaal weten ze De Winter te vinden in zijn kleine werkplaats aan De Linie in Uden. Daar wordt al snel duidelijk wat voor een bijzonder ambacht het is. Zo'n hoed vergt vakmanschap.
Kijken en luisterenAls het hoofd van een klant helemaal is opgemeten, maakt De Winter de basisvorm op een mal. Hij heeft ze in alle soorten en maten.
"Ik kijk en luister heel goed naar mijn klanten. Op het oog lijken die hoeden misschien allemaal op elkaar, maar leg ze hier op tafel en je ziet meteen de verschillen", aldus De Winter.
Het basismateriaal is een geheime mix van linnen, molton en flanel, die zijn hardheid krijgt door het eindeloos te dompelen in schellak. Met een vuurgestookt strijkijzer blijft De Winter vervolgens uur na uur aaien en plooien tot de juiste vorm bereikt is. Daarna volgt de zijden bekleding. Een precies karweitje voor zijn vrouw, die alles met piepkleine steekjes vastzet. Pas als de hoed af gaat, zie je ook het logo aan de binnenkant. Vol trots laat De Winter zijn laatste uitvinding zien: de 'helmhoed'. Ziet eruit als een klassieke dressuurhoed, maar dan met ingebouwde helm. Samen met TNO Helmond ontwikkeld. "Alleen aan het gespje zie je dat het een speciale hoed is", lacht De Winter.
Behoeden"Een hoed doet iets met mensen", stelt De Winter. Hij merkte dat al in de kledingverhuur van zijn ouders aan de Hescheweg in Oss. "Dan kwam er zo'n boer binnen voor een trouwpak. Die zag je gewoon veranderen met een goed pak en een mooie hoed. En da's nog steeds zo. Een mens verandert onder een hoed. Hij gaat meteen rechter staan, is zich bewust van zijn omgeving, beschermd door die hoed." Daarom noemt De Winter het ook behoeden. Hij weet dat hij tot een uitstervend ras behoort. "Ik heb collega-hoedenmakers gezocht. In Duitsland, Engeland, Amerika, overal. Maar ze zijn er niet meer", zegt hij met enige weemoed. "Mocht ik er nog ooit eentje tegenkomen, dan weet ik meteen of het een echte is. Dat zie je aan zijn duimen. Hier, net als bij mij. Die zijn wat vergroeid. Komt door het levenslange strijken."
Maar voorlopig staat hij nog bijna elke dag met veel plezier in zijn werkplaats. Na Indoor Brabant volgen nog meer paardenevents, vooral in het buitenland. En ook Amerika wacht weer, want daar heeft De Winter aan zowel de oost- als westkust een mobiele werkplaats voor de klanten. "In al die vijftig jaar heb ik nooit reclame hoeven maken. De klanten komen altijd naar mij toe."
En hij lacht maar weer eens.