„Niet echt gezellig hè. Maar dat wordt het wel”, zegt Bert Hesselink, oprichter, baas, inkoper en het gezicht van knakenketen Die Grenze. Zijn stem galmt door de nog lege megazaak in Koopcentrum Akerpoort in Amsterdam Nieuw-West. Dat het de op een na grootste vestiging van zijn discountimperium wordt, schrikt Hesselink niet af. „Stouwen we er gewoon nog wat meer in”, zegt hij tegen Het Parool.
Tachtigste winkel
Met dat stouwen komt het wel goed. Donderdag opent Die Grenze haar eerste zaak in de hoofdstad. ‘Denk je aan Amsterdam’ ronkt de marketing onbescheiden, ‘dan denk je aan de grachtengordel, Ajax en cultuur. Vanaf vandaag komt daar Die Grenze bij.’
De vestiging in Amsterdam is de tachtigste van de Twentse koopjesketen, een van de weinige lichtpuntjes in het sombere winkellandschap. Met 50 nieuwe filialen in vijf jaar is Actionkiller Die Grenze de snelst groeiende winkelketen van Nederland en de trots van Twente.
Hesselink, oud-marktkoopman (‘vond ik wat saai’), begon zijn keten als Medikamente Die Grenze in 2007 in Denekamp, pal op de Duitse grens. Medikamente (Duits voor medicijnen) omdat over-de-toonbankpillen in Nederland een stuk goedkoper zijn. Gestaag volgden meer zaken in de grensstreek. „Maar die was op een gegeven moment wel vol. Toen ben ik het binnenland ingegaan”, zegt Hesselink. En ging het gas erop.
Lees ook: ‘Kapitein Kortingsknaller’ Bert bestuurt discountketen Die Grenze vanaf boot
Meer warenhuis dan drogist
Op papier is Die Grenze drogist, maar Hesselink ziet zijn keten vooral als warenhuis. Dit jaar schrapte hij wel de toevoeging Medikamente uit de naam van de keten. „Had ik met 1 april op de site gezet: ‘Bert Hesselink verkoopt Medikamente’. Gaat iedereen in Twente me bellen: Oeh Bert, ik had ’t hart in de keel zit’n. Maar ja, toch weer aandacht.”
Een eenmansbedrijf is het allang niet meer, hoewel de inkoop nog altijd exclusief in handen is van Hesselink, die te pas en te onpas wordt gebeld met aanbiedingen van nieuwe restpartijen. „Ik doe altijd alles op gevoel. Ik heb al eens matrassen verkocht. Als iemand duizend ladders aanbiedt voor een tientje het stuk, dan maak ik er vijf euro van en verkoop ik ze voor twintig. Dit jaar lagen in juni paaseieren in de winkel. Gingen allemaal weg. Is toch chocola.”
„Er gaat zo veel rond. Van de week nog restanten van het oude Blokker; airfryers, mixers, koffiezetters, noem maar op. Gisteren vrachtwagens vol Halloweensnoep. Na Halloween is dat goedkoop. Die verkoop ik straks voor een euro per twee zakken. Zo’n kind zegt heus niet: ‘mama: ik lust dat niet, want het is Halloween.’ De meeste speculaaspoppen verkoop ik na Sinterklaas.”
Op de grens van tenminste houdbaar
Die Grenze biedt ook veel etenswaar, vaak tegen de uiterste verkoopdatum aan, soms erover. Keurig aangegeven. „Dat schiet vaak over en dan kloppen ze bij ons aan. We hebben regelmatig spul van Albert Heijn of Plus liggen. Vroeger werd dat vernietigd, maar dat staat niet zo ‘sustainable’ in hun jaarverslag. Dan produceren ze teveel, of schatten het verkeerd in. Vorig jaar wilde iedereen van die noedels omdat Azië zo in was bij de jeugd. Dan denken ze dat dat eeuwig zo blijft en nu liggen ze bij mij, vier voor een euro. Er zit alleen nog maar twee weken houdbaarheid op.”
‘Dit flesje water is goed tot 2027. Als ik het in 2028 opdrink, is het ook nog nat hoor’
Bert Hesselink
„Mensen doen daar veel te moeilijk over. Als het een week te laat is, ga je het toch niet weggooien? Chocola dat een maand of wat over de uiterste verkoopdatum is, durf ik nog wel te eten. Is hooguit wit uitgeslagen. Dit flesje water is volgens het etiket goed tot 2027. Als ik het in 2028 opdrink, is het ook nog nat hoor. Ik heb weleens luizenshampoo overgenomen van de Voedselbank. Die moesten ze niet, want te oud. Daar merken die luizen helemaal niks van, die hebben geen agenda.”
„Gisteren nog vijftienduizend zakken borrelnootjes van Duyvis met een uiterste houdbaarheid tot 3 januari 2026. Kost bij AH 2,99 euro. Ik betaal 55 cent per zak voor twaalf pallets. Ik verkoop ze voor een euro per zak. Die gaan met de feestdagen wel op.” Frisdrank is volgens Hesselink niet aan te slepen. „Van die blikkies energiedrank. Elke keer moet dat net anders en dan blijft het oude spul over.”
Geen rare gedachten
Statiegeldflessen en -blikken neemt Die Grenze ook in, want dat moet. Maar dan wel met een automaat waarop hijzelf levensgroot staat afgebeeld. „Gooien ze die flesjes door m’n mond erin. Ideetje van mijn neef. Waren ze bij Statiegeld Nederland niet zo blij mee. Als het een afbeelding van een vrouw was geweest met open mond, hadden ze het niet gedaan. Maar bij mij krijgt niemand nog rare gedachten”, zegt de 61-jarige Hesselink die al eens ter aanprijzing, zonder gêne, in een badkuip vol badeendjes zat.
Ook reclamekreten komen regelmatig uit zijn koker. Zoals bij een restpartij minivibrators: ‘voordelig trillen is wat de dames willen’. Of bij condooms met 87 procent korting: ‘tien keer wippen voor een euro’. Vorig jaar gingen overgebleven pepernoten als rentierköttels de kerstverkoop in. „Vonden de Duitsers hartstikke lekker. Ze vragen nog wel eens: ‘Haben Sie nog van die rentierköttels?’”
Goed voor mensen zonder geld
De clientèle van Die Grenze is overzichtelijk. „Mensen die hun kinderen geen eten kunnen geven als ze bij de gewone supermarkt kopen, hebben ons echt nodig. Dan heb je nog een groep die om de natuur geeft en het zonde vindt dat spul wordt weggegooid. Daarnaast zijn er de mensen die het best kunnen betalen maar die zuinig zijn; de rest van Nederland dus. Bij elkaar kunnen we daar best goed van bestaan.”
Dat de concurrentie letterlijk om de hoek zit, deert hem weinig. „Ik heb diep respect voor Action, is een wereldtent.” Alhoewel het respect ook weer niet erg diep gaat; de manager voor zijn Amsterdamse winkel heeft hij weggekaapt bij de buurman.
Het verschil met concurrenten als Action of Kruidvat? „De prijs. En de verrassing. Zij móéten groot inkopen, want in alle zaken ligt hetzelfde. Die hebben nu al vastgelegd wat met Pasen de aanbieding is. Bij Die Grenze weet je het nooit, maar vind je altijd iets wat je nodig hebt. Dáár moet alles langs het hoofdkantoor of langs de eigenaar in Hongkong. Wat ík op woensdag koop, ligt de volgende maandag in de winkel.”
Drogisterij trekt geen klanten
Aan de Duitse connotaties van de naam moeten Amsterdammers maar wennen. „In Twente werkt dat. Zegt iedereen: wie möt eem naar Die Grenze. Het heeft ook uitstraling; wij hebben het er samen ook alweer over. Ik kan het wel Drogisterij Hesselink noemen, maar daar komt niemand op af.”
Nog eens vijftig zaken erbij in vijf jaar ziet Hesselink niet zitten. „Je moet het ook kunnen behappen. Volgend jaar doen we er tussen de vijf en tien. Maar het kunnen er ook dertien zijn of drie, zoals het uitkomt. Het is geen winkels openen om winkels te openen, ik ben de Kruidvat niet.”
‘Het is geen winkels openen om winkels te openen, ik ben de Kruidvat niet’
Bert Hesselink
„Als ik er geen goed gevoel bij heb, doe ik het niet. Ik had ook bij tien vestigingen kunnen stoppen. Maar ja, je bent ondernémer. Een voetballer voetbalt ook om zo veel mogelijk goals te maken. Ik kan al dat geld toch niet in mij eentje opeten. Ik steek het liever in de zaak.”
Kingsize bed
Niet dat hij zichzelf het goede leven ontzegt. Hesselink liet zich al eens in het kingsize bed portretteren waar hij elke ochtend de handel begint. Of in een bermudabroek in Friesland op zijn jacht, dat in de zomer als hoofdkantoor dienst doet.
Daarmee trekt Hesselink ook een ander soort aandacht. Hij laat een trits appjes zien van het tv-productiebedrijf dat tekende voor de hagiografie van augurkenfamilie Kesbeke. “Die blijft proberen of ik niet de nieuwe Peter Gillis wil worden. Daar heb ik allemaal niet zo’n zin in, ook niet voor de familie. Bovendien ben ik veel leuker dan Gillis.”