Nieuws Actueel
‘Wij slachten met respect’
Ivo Ardon geniet nog elke dag van het werk in de familieslagerij. ‘Ik zou niet weten wat ik anders moest doen.’

Ivo Ardon kan oprecht spreken over slagersbloed in de familie. De vijftiger behoort tot de derde generatie Ardon die de slagerij in het hart van Zevenbergen vol liefde runt. En zijn zonen Auke en Jan zijn inmiddels ook al werkzaam in het bedrijf. "Mijn vader wilde dood neervallen in de slagerij", zegt hij in BN/De Stem. "Hij heeft tot de laatste snik gewerkt. Ik zou het ook niet willen missen.” Op 1 mei 1916 ging Willem Ardon aan de bak met zijn slagerij in de Zevenbergse Langenoordstraat. Het werken met dieren zat in de familie. Zijn ouders en grootouders waren namelijk veeboeren. De slagerij was een groot bedrijf aan de Langenoordstraat, waar de dieren voor de slacht ook rondliepen. Een goudmijn was het echter nog niet. Daardoor zag Willem zich genoodzaakt zijn zoon Ad van school te halen. "Op zijn dertiende moest mijn vader al aan de bak. Opa kon geen knecht betalen”, vertelt Ivo. Duitse slager In de Tweede Wereldoorlog was Willem zijn zoon toch weer kwijt. Die moest namelijk in dienst, maar wilde dat niet. Hij vluchtte naar Duinkerke, maar werd opgepakt en kwam voor de Duitsers te werken in de worstmakerij. "Daar heeft hij de Duitse manier van het slagersvak aangeleerd. Toen hij terugkwam heeft hij die lijn doorgezet in het familiebedrijf en met zijn worsten een hoop prijzen gewonnen.” In 1961 nam Ad de zaak over van Willem, vier jaar voor Ivo werd geboren. Ook bij die laatste begon het slagersbloed al vroeg te stromen. "Ik was 8 jaar toen ik al in de slagerij bezig was. Ik deed de afwas, maakte wat worstjes. Op mijn veertiende wilde ik stoppen met school om aan de slag te gaan in het familiebedrijf. Mijn vader wist alleen niet of dat zo’n goed idee was. ‘Kies toch een normaal vak, jongen. Niet een waarbij je elke dag van ’s ochtends vier tot ’s avonds acht bezig bent, inclusief de feestdagen’, zei hij dan. Maar het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan. Ik ben op mijn vijftiende begonnen aan de slagersvakschool in Goes en studeerde af als beste van Nederland van mijn jaar.” Het is bewonderenswaardig, de werklust die blijkbaar in de familie Ardon heerst. Zo ging Ad tot zijn 75e door. "Het is nou eenmaal een machtig mooi beroep.” Ivo wil zelf ook zo lang mogelijk doorgaan. "Ik snap mensen niet die zeuren over het feit dat ze twee jaar langer door moeten werken tot hun pensioen. Al moet ik tot mijn 87e! Mijn moeder is 85 en helpt nog steeds mee. Wij zouden niet weten wat we zonder de slagerij moesten doen.” Maar wat is er dan zo mooi aan het beroep? "Je kan van alles maken, precies hoe jij het wilt hebben. Ik heb elk stukje vlees dat wij verkopen in mijn handen gehad.” De familie Ardon is bij alles betrokken, van het voederen van de dieren tot de verwerking. Ivo’s zoon Auke (21) is de baas van de worstmakerij in Dordrecht en Jan (18) helpt mee bij de slacht. Ook Ivo kent al die takken. De eerste keer slachten is niet leuk, beaamt hij. "Nee, maar wij doen het wel met respect. Dat klinkt raar, maar wij geven de koeien en varkens een fijn leven. We hebben hun welzijn hoog in het vaandel staan en slachten ze op een humane manier.” En dat proef je, zegt hij. "We doen alles ambachtelijk en het is daardoor zuiver. Wij stoppen er niet allerlei smaakversterkers of andere troep in.” Ardon vindt de huidige discussie over vlees ook een verkeerde. "Die gaat me aan het hart. Het wordt zo negatief neergezet, terwijl dat nergens voor nodig is. Mijn vlees is puur, dat kan geen kwaad. Maar het gaat om de producten die eraan toegevoegd worden. Daar moet een verbod op komen.” Veel last heeft hij er zakelijk overigens niet van gehad. "Ik ben altijd heel open geweest over de kwaliteit en bereiding van mijn vlees naar mijn klanten toe. Daardoor reageren ze louter positief.”Inmiddels staat de vierde generatie dus ook alweer in de slagerij. "Jan zei eerder ‘slager’ dan ‘papa’. Het lijkt wel een afwijking binnen onze familie.” Volgens Ardon is een duidelijke communicatie van groot belang binnen een familiebedrijf. "Ik moet begrijpen dat jongeren weer andere ideeën hebben dan ik. En soms moet ik ze gewoon laten struikelen. Ik kan het ze wel tien keer vertellen, maar als ze op hun plaat gaan, dan is het meteen goed duidelijk. Dan raap ik ze daarna wel weer op.” Trots is Ardon zeker op het bedrijf. "Toen ik net in de zaak kwam, bestonden we 65 jaar. Mijn vader twijfelde toen of we de honderd zouden halen. Dat is nu gelukt en ik weet zeker dat we het nog wel twintig jaar volhouden. We doen het allemaal met plezier en vormen met al de negen personeelsleden één grote familie. Door de persoonlijke omgang met de klanten en het geven van advies, blijven ze wel naar ons komen. Elke kleine winkel zou op die manier moeten werken, vind ik.” Ardon ziet wel dat het vak verandert, het is allang niet meer alleen maar vlees. "Zo verkopen we ook salades en magnetronmaaltijden.” Het doel: "We hoeven er niet rijk van te worden, als de volgende generatie er maar een goed belegde boterham aan overhoudt.”