Allemaal leuk en aardig die stroom aan innovatieve ideetjes hier op de site. Natuurlijk is het heel belangrijk dat er onbegrijpelijke cijfertjes blijven staan op sigarendozen, dat er nu bijna-slavenvrije chocolade bestaat, die overigens expres in zo een vreemd malletje wordt gegoten dat je met twee volwassen mannen de reep in stukken moet breken en natuurlijk is het fantastisch om te lezen hoe Duitse winkelstraten omgaan met corona en dat een elektrische Achterhoekse brommer uitgroeit tot een hit in Amerika, maar wat heb je er aan als je niet weet hoe zo een brommer rijdt?
Ik worstel met een praktisch consumentenprobleem: ik durf producten niet uit te proberen. Die Achterhoekse brommer bijvoorbeeld, als ik er alleen al aan denk dat ik zo een ding moet kopen breekt het zweet me aan alle kanten uit. Ik weet precies hoe dat gaat. Naar de Achterhoek rijden, een fabrieksterrein opdraaien, een half uur twijfelen of je gaat kloppen op een heel raar deurtje zonder bel, de deur voorzichtig opendoen en dan 34 Achterhoekse brommerbouwers die je verbaasd aankijken. Wat je komt doen is de vraag. Je wilt graag een stukje op hun brommer rijden.
Wie interieur koopt moet lijden. Het werkelijke gedoe is dat ik niet weet hoe ik moet kijken als ik een bank probeer. Dat lijkt een probleem van niets, maar voor mij is dat echt een martelgang.
Daarna een heel verhaal dat het slecht uitkomt want ze zijn de Amerikaanse markt aan het veroveren. Ze ontwikkelen een elektrische brommer voor rednecks met een afgezaagde baard, dus ze hebben even helemaal geen tijd voor een kale man uit Zuid-Holland. Ik ben bang dat ik ze, in mijn zenuwen, een heel slecht advies ga geven, bijvoorbeeld dat ze er toch een soort van brommergeluid op moeten bouwen. Ik zal ze waarschijnlijk heel uitgebreid uit gaan leggen dat ik het gewoon niet voor me zie, een Amerikaan met afgeknipte mouwen op een doodstil brommertje. Die Yanks willen prrrtt prtttt horen, zodat ze daarna hun vuist omhoog kunnen doen en heel slecht Radar Love kunnen zingen.
Dat ik zo een bezoek aan een brommermaker bijna zeker ga verkloten weet ik omdat Tanja en ik op dit moment een nieuwe zitbank zoeken. Ik zou dat hele traject het voorportaal van de hel willen noemen. Ik schuifel nu al twee maanden lang, met een mondkapje op, langs de meest krankzinnige driezitters, 2,5 zitters, volledige zitgebeurens, voetenbankjes die qua kleursetting een gesprek aangaan met de leuning en stoffen die zo kriebelen dat ik minimaal drie keer per week huilend onder de douche sta.
Er zit een heel andere Nico op de bank als er moet worden geprobeerd ‘of hij een beetje lekker zit.’ Die laatste zin wordt meestal gesproken door een meubelverkoper, die je vlak daarvoor heeft gewezen op het unieke lijnenspel in de bank.
Maar dat is niet eens het probleem. Wie interieur koopt moet lijden. Het werkelijke gedoe is dat ik niet weet hoe ik moet kijken als ik een bank probeer. Dat lijkt een probleem van niets, maar voor mij is dat echt een martelgang. Ik zal uitleggen waarom.
Tanja en ik lopen door een meubelzaak. Waar ik heel goed in ben is het aanwijzen van de lelijke banken. ‘Kijk, meer iets voor Dries Roelvink. Past leuk bij zijn zwembroek.’ Of ‘Kijk deze bank heet De Patty Brard. Die heeft in ieder zitelement een ingebouwd vergiet waar je doorheen kunt kakken als je een Totale Bodyscan Cleaining doet.’
Dat gaat me prima af, maar er zit opeens een heel andere Nico op de bank als er moet worden geprobeerd ‘of hij een beetje lekker zit.’ Die laatste zin wordt meestal gesproken door een meubelverkoper, die je vlak daarvoor heeft gewezen op het unieke lijnenspel in de bank. ‘U kijkt nu naar De Duckwalker. Die wordt door een Nederlands bedrijf gemaakt. De vulling bestaat voor 80 procent uit eend. Kijk maar, op het etiketje aan de zijkant. Een snavel. Leuk he!’
Ik kan dat dus niet, met allemaal mensen om mij heen proberen of iets een beetje lekker zit. Altijd voelt het alsof ik naakt met een twee kwastjes aan mijn tepels midden in de zaak zit. Ik denk dat iedereen kijkt. Ik ga forceren. Ik probeer zo normaal mogelijk te zitten en dan zegt Tanja: ‘Wat zit jij nou opeens raar. Wat doe je nou met je arm achter je hoofd? En je benen, doe die eens normaal. Je hangt als een dronken wasbeer op die bank.’
Terwijl ik ongemakkelijk een zittende man acteer weet ik al wat er daarna gaat gebeuren: die meubelman gaat me de kleuren laten zien waarin de bank kan worden geleverd.
Ik kan het niet en ik wil het niet. Zitten is een heel persoonlijk moment. Het klopt gewoon niet dat je midden in een winkel moet zitten zoals je normaal ook zit. Terwijl ik ongemakkelijk een zittende man acteer weet ik al wat er daarna gaat gebeuren: die meubelman gaat me de kleuren laten zien waarin de bank kan worden geleverd.
Ik vrees dat moment. Naar een minuscuul geel lapje stof moeten kijken en dat die man dan zegt: ‘Berber Yellow, heel populair, maar je moet het natuurlijk op die hele bank zien.’ En dat kan dan niet, want ze hebben die bank alleen in het Australian Kangaroo Brown staan.
Eenmaal weer buiten zeg ik: ‘Als we onze oude bank nou gewoon opnieuw laten stofferen in de kleur Deep Black Hell.’