Nieuws Financiën

Werkgevers moeten meebetalen aan pensioenstelsel

Het kabinet wil de staatsschuld met 40 miljard euro laten oplopen, om de overgang naar een nieuw pensioenstelsel te verzachten. De rest van de rekening moeten werknemers en werkgevers ophoesten, schrijft Het Parool.

DEBORAH JONGEJAN 11 juli 2016

Pensioen 18

Staatssecretaris Jetta Klijnsma voerde deze kabinetsperiode een pensioendialoog, stuurde een hoofdlijnenbrief naar de Tweede Kamer en besloot dit proces gisteren met een perspectiefnota. Die komt erop neer dat het volgende kabinet mag de moeilijke beslissingen mag nemen over een nieuw pensioenstelsel, dat in 2020 in moet gaan.

Pensioenprofessionals en de Tweede Kamer zijn het erover eens dat het huidige stelsel op de schop moet. De huidige systematiek uit de jaren '50 zorgt laat iedereen onder de 45 jaar te veel premie betalen voor het pensioen dat daar tegenover staat, terwijl ouderen te weinig afdragen.

Verwachtingen

Een ander nadeel van het huidige systeem is dat de gewekte verwachtingen voor veel gepensioneerden niet worden waargemaakt. Oudere werknemers zijn vanwege een hogere pensioenpremie duurder voor hun werkgever. Die premie zou onafhankelijk van de leeftijd moeten worden.

Het huidige pensioenstelsel afschaffen kost volgens het Centraal Planbureau (CPB) 100 miljard euro. Daarvan kunnen volgende kabinetten 40 miljard voor hun rekening nemen door een fiscale regeling. Dat zorgt voor een groter begrotingstekort, maar vloeit via de belasting uiteindelijk weer terug in de staatskas, blijkt uit Klijnsma's nota.

De resterende 60 miljard moeten werknemers en werkgevers opbrengen door een lagere pensioenuitkering, of hogere pensioenpremies gedurende 25 jaar. In een nieuw systeem hebben 45-plussers de meeste pech: zij hebben de afgelopen jaren al veel pensioenpremie betaald, maar profiteren daar niet zo veel van als de huidige gepensioneerden. Zou de politiek deze 45-plussers willen ontzien, dan moeten jongere werknemers, geboren rond 1980 tot 1990, dat betalen.

De pijn kan volgens Klijnsma's berekeningen het eerlijkst verdeeld worden over de generaties door de overgang over 25 jaar te spreiden. Sneller overstappen op het nieuwe stelsel kan voorkomen dat werknemers gaan klagen over de hogere premies. Momenteel mopperen werkenden nog dat ze moeten betalen voor mensen die met de inmiddels afgeschafte Vut-regeling zijn gegaan.

Persoonlijk potje

Een andere moeilijke keuze waar het volgende kabinet voor staat, gaat over nieuwe contracten die pensioenfondsen kunnen invoeren. Klijnsma ziet in alle scenario's twee goede varianten. De eerste optie is een persoonlijk pensioenpotje, waarbij de risico's collectief worden gedeeld zoals nu. Dit beperkt de keuzevrijheid voor individuen. De tweede optie is een minder individueel 'ambitiecontract'. Voordeel daarvan is dat het sneller mogelijk is de uitkering te verhogen bij prijsstijgingen, maar er is geen zekerheid over de hoogte van het pensioen.

Deze varianten worden verder onderzocht, maar een nieuw kabinet kan altijd nog een heel ander plan uit de kast trekken. Zo laat Klijnsma wel meer opties open. Want is het bijvoorbeeld een goed idee als pensioenspaarders zelf mogen beslissen over waarin wordt belegd met hun geld? Of dat werknemers een deel van hun pensioengeld alvast mogen opnemen om een huis te kopen? Of een tijdelijke premiestop voor jongeren? Een nieuw kabinet mag volgend jaar op die vragen antwoorden.