Nieuws Personeel

'Een gast is Gods vriend'

Gerben van 't Hof | Foto: Jacqueline de Haas 26 januari 2016

Wali1065

Hij vond zijn draai in de horeca. Met elk gerecht probeert Wali een stukje cultuur over te brengen van zijn vaderland.

Een vriend stelde voor naar Kabul te gaan. En daar stond Wali (32) in mei 2015. Boven op de heuvel met een betoverend uitzicht over de Afghaanse hoofdstad, terwijl de wind zachtjes aan zijn traditionele gewaad trok.

Aan tafel in restaurant Sarban in Tilburg steekt vader Mohammad (62) zijn gebalde vuist in de lucht. Wat wás hij geschrokken toen zijn zoon thuiskwam en over zijn reis vertelde. Dan is onder Mohammads grijze snor een glimlach te ontwaren. "Het is dat het niet kan. Anders zou ik graag ook een keer gaan", klinkt het in zijn verfijnde en zangerige moedertaal. "Mij niet gezien", zegt moeder Karima (57) hoofdschuddend. "Ik ben blij dat mijn zoon ons land met eigen ogen heeft gezien. Maar hij heeft ook een risico genomen."

De Alizadahs zijn politieke vluchtelingen. Mohammad was burgemeester in een deelgemeente van Kabul. Karima streed voor vrouwenrechten. Maar het gezin moest de benen nemen toen moedjahedien de stad eind jaren '80 veroverden. In hun zoektocht naar Mohammad doodden de extremisten zijn broer.

Afghanistan staat te boek als een stoffig bergland waar mannen met baarden dood en verderf zaaien. "Maar een cultuur krijg je niet kapot", zegt Wali. "Tal van volken hebben het geprobeerd. De Russen. De moedjahedien. De Amerikanen. Het is ze niet gelukt en het zal de taliban nu ook niet lukken."

NoqlWali eet een noql. Dat is een amandel met een suikerlaagje. "Misschien heb ik een geromantiseerd beeld", zegt de horecabaas zuchtend. "Het is 25 jaar geleden dat we uit Afghanistan zijn vertrokken. Maar ik weet wel dat oorlog, vrouwen in boerka en de taliban geen Afghaanse producten zijn." De restauranthouder haalt zijn smartphone tevoorschijn. Er verschijnt een reeks data in beeld, waaruit blijkt dat het steeds beter gaat in het land (zie kader). "De stem van het volk klinkt weer", zegt Wali tevreden. "Het is als een steen die je in het water gooit. Er ontstaan cirkels die steeds verder reiken."

Toch heerst hier het beeld dat het land een zandbak vol idioten is, aldus de ondernemer. "Het raakt me als mensen denken dat ik uit een gebied kom dat achterlijk is", zegt hij met trillende stem. Ik snap het wel. Als ik in het buitenland vertel dat ik in Nederland woon, hoor ik ook steevast 'red light district, joints en wooden shoes'. Iedereen hier weet dat het land zo veel meer is dan dat."

MinirokAfghanen zijn ruimdenkend, stellen de Alizadahs. Voor de komst van de moslimextremisten liepen de vrouwen er rond in een minirok. Er kwamen westerse toeristen naar het land. "Er zaten eerder vrouwen in het parlement dan in Nederland. Dat zegt ook iets over onze cultuur."

Afghanen leggen de lat hoog voor zichzelf, stelt Wali. "Mijn vader zei altijd: Nederland is een trein die al is vertrokken. Je moet rennen net zolang tot je erop kunt springen. Leer de taal. Probeer de cultuur te doorgronden; waarom Belgen dom zijn, de Duitsers boemannen en de Amerikanen helden."

Mohammad en Karima kozen ervoor zichzelf weg te cijferen voor hun negen kinderen. Zodat ze konden studeren. "Al mijn zussen hebben een universitaire opleiding gedaan", zegt Wali. "De trots die ik zag in de ogen van mijn ouders bij de buluitreiking vergeet ik nooit meer."

Zelf stopte hij met zijn studie. Hij wilde een Afghaans restaurant beginnen. "Zo kon ik de cultuur die ik koester doorgeven. De gerechten. De gastvrijheid. Een gast is Gods vriend, zeggen ze in Afghanistan. Zodra een gast komt, schik je in. Als je ruimte hebt in je hart, heb je ook ruimte in je huis."

Pas toen hij zijn restaurant opende ontdekte hij hoe bewerkelijk Afghaanse gerechten zijn. Hij had geen idee hoe je ze moest klaarmaken. "Dus doken wij maar met hem de keuken in", grinnikt Karima, terwijl ze naar haar man wijst. "We gaven de kennis door die wij hebben gekregen van onze ouders."

Inmiddels runt Wali drie zaken, verspreid over Brabant. Alleenstaande minderjarige asielzoekers krijgen bij hem de kans om zich te ontplooien. Zijn moeder ondersteunt de jonge Afghanen daarin. "Werkloos zijn is de moeder der ziektes", zegt Wali. "Een Afghaan sterft nog liever van de honger dan dat hij zijn hand uitsteekt om hulp."