Harry Nijland
In een wereld vol prestatiedruk en verwachtingen ontdekte Harry Nijland als leidinggevende al snel het belang van het vroegtijdig voorkomen van stress binnen zijn teams en daarbuiten.
Met meer dan dertig jaar ervaring in het bedrijfsleven en een goed gevulde rugzak met levenservaringen richt hij zich nu volledig op het coachen van leidinggevenden en medewerkers naar meer werkgeluk. Dit maakt hem de ideale gids voor wie nieuwe deuren wil openen. Met een holistische kijk op wat hem bezighoudt, deelt hij maandelijks zijn ervaringen op de website van De Ondernemer.
Je hebt een goedlopende zaak, werkt keihard en krijgt regelmatig complimenten van klanten en collega’s. En toch blijft dat stemmetje in je hoofd fluisteren: ‘Straks ontdekken ze dat ik eigenlijk helemaal niks kan.’ Herkenbaar? Dan is de kans groot dat je te maken hebt met het impostersyndroom – het gevoel dat je succes vooral een kwestie van geluk is, of te danken aan de goedheid van anderen. En dat je elk moment door de mand kunt vallen.
Wat er écht gebeurt
Ik zie het regelmatig in mijn werk als coach. Ondernemers of leidinggevenden die prima presteren, maar zichzelf ondertussen afbreken. Ze leggen de lat zó hoog dat elke misstap voelt als falen. En elk succes? „Ach, dat kwam toevallig zo uit.” Het bijzondere is: hoe meer ze bereiken, hoe sterker de twijfel wordt. Want als je het één keer hebt geflikt, moet het de volgende keer nóg beter.
De druk van perfectie
Mensen met impostergevoelens zijn vaak perfectionisten met een laag zelfvertrouwen. Ze willen het goed doen, voor iedereen. En dat is precies waar het wringt. Want als je voortdurend bezig bent met voldoen aan verwachtingen – van klanten, collega’s of je eigen innerlijke criticus, blijft er weinig ruimte over om trots te zijn op wat er wél lukt. Ik spreek ondernemers die na een presentatie direct denken: Dat ene zinnetje had ik anders moeten zeggen. Of managers die nachten wakker liggen na een functioneringsgesprek, terwijl hun medewerker juist blij de deur uitliep.
De prijs die je betaalt
Dat constante ‘aan staan’ put je uit. Het zorgt voor stress, uitstelgedrag of eindeloze herzieningen van iets wat al lang goed genoeg was. Je gaat vechten, vluchten of verlammen. Sommigen gaan nóg harder werken, tot ze zichzelf voorbijlopen. Anderen stellen alles uit – want zolang je niet begint, kun je ook niet falen. En een derde groep verstijft: „Laat maar, het wordt toch nooit goed genoeg.”
Wat het zo lastig maakt, is dat de buitenwereld jouw impostergevoelens niet ziet. Zij zien alleen dat je het goed doet. Dus komt er meer verantwoordelijkheid, meer vertrouwen, meer werk. En van binnen denk jij: Nu móét ik het bewijzen. Zo houd je de cirkel in stand.
Wat helpt tegen impostergevoelens?
De eerste stap is bewustwording. Erkennen dat dat stemmetje er is – maar dat het niet de waarheid spreekt. Je hoeft het niet te ‘overwinnen’, maar wel te leren herkennen.
Een paar vragen om jezelf eens eerlijk te stellen:
Moet alles écht perfect of is dat iets wat ik mezelf opleg?
Wat zou ik zeggen tegen een collega die hetzelfde denkt over zichzelf?
Wat gebeurt er als ik de lat eens één tandje lager leg?
Coaching als spiegel
In coaching zie ik vaak dat mensen pas rust vinden als ze weer verbinding maken met hun eigen waarde. Niet wat ze dóen, maar wie ze zíjn. Dat moment waarop iemand ineens zegt: „Wacht eens, ik bén goed in wat ik doe.” – dat is goud. Soms is het niet meer dan dat je even iemand nodig hebt die je helpt om de bril recht te zetten waarmee je naar jezelf kijkt.
Iedereen twijfelt wel eens aan zichzelf. Het verschil zit in wat je met die twijfel doet. Blijf je erin hangen, of gebruik je het als brandstof om te groeien? Durf het gesprek met jezelf aan te gaan. En als dat lastig is, praat erover met iemand die het herkent. Want je hoeft niet eerst nóg beter te worden om je goed genoeg te voelen.
Je bent het al.
Lees ook: Gen Z omarmt aloude gildesysteem: ‘Maak mentoring een structureel onderdeel van je organisatie’