Nieuws Vitaliteit

Zo zorg je dat een bouwvakker door kan werken tot zijn 67e

Doorwerken tot 67 jaar lukt mensen met een zwaar beroep prima. Zolang de werkstress maar gereduceerd wordt, zegt Willem van Rhenen, hoogleraar, bedrijfsarts en bestuurder bij Arbo Unie. Dat schrijft Trouw.

Jeannine Julen | Foto: Werry Crone 9 november 2018

Willem van rhenen arbo unie

“Wat doet een bouwvakker die volledig is afgekeurd?” Willem van Rhenen laat een secondenlange stilte vallen, haast wachtend op wenkbrauwen die vragend omhoogschieten. Dan: “Die gaat bijbeunen en toch weer lopen klussen.”

De bedrijfsarts, hoogleraar engagement and productivity aan Universiteit Nyenrode en bestuurder bij Arbo Unie ziet het regelmatig gebeuren. Stukadoors, dakdekkers, timmermannen. Ze lopen zijn spreekkamer binnen met kapotte knieën, versleten schouders en andere fysieke gebreken. Maar zodra ze arbeidsongeschikt zijn verklaard, halen ze toch hun gereedschappenkist weer tevoorschijn.

Lees ook: Dit is waarom het toezicht op bouwplaatsen tekort schiet

Omdat het werk te leuk is, verklaart Van Rhenen. “De beleving van de lichamelijke slijtage is heel anders zodra ze hun vrijheid terug hebben.” Hij stipte het aan bij Lodewijk Asscher die, toen nog als minister van sociale zaken en werkgelegenheid, volop in discussie was over hoe om te gaan met mensen die fysiek belastend werk hebben. De bouwvakker kan best tot zijn 67ste door, drukte Van Rhenen de toenmalig minister op het hart. Langer zelfs, onder voorwaarden.

“Ja, een aantal zaken lopen terug. Cognitie bijvoorbeeld. Maar dat is te compenseren met ervaring. Het is maar net hoe flexibel je ermee omgaat.” Hetzelfde geldt voor ambulancebroeders, verpleegkundigen, fabrieksmedewerkers en anderen met een zwaar beroep.

Lees ook: Geen pensioenregeling? Zo help je jouw medewerkers toch met een potje voor later

Ander geluid

Een opvallend standpunt. Vorig jaar nog boog het Economisch Instituut voor de Bouw zich over de vraag hoe mensen met een zwaar beroep eerder met pensioen te helpen. Vakbond FNV betoogde deze zomer dat het absoluut niet vanzelfsprekend is dat bouwvakkers, metaalwerkers, politieagenten en zorgmedewerkers gezond hun pensioenleeftijd halen. En in de kamers van het Binnenhof steggelen politici al jaren over het wel of juist niet introduceren van vervroegd pensioen voor zogeheten zware beroepen.

Nergens voor nodig, zegt Van Rhenen nu. “Er wordt steen en been geklaagd over de hoge werkdruk in de zorg. Maar waar het echt om gaat is dat verpleegkundigen door de bezuinigingen in de sector geen tijd meer hebben om een praatje te maken met hun patiënten. Daarvoor zijn ze ooit de zorg in gegaan. Juist de zin van hun werk, verbinding met patiënten, is weg. Daar voelt geen verpleegkundige zich goed bij.”

Lees ook: MKB-Nederland: personeel moet tot pensioen blijven leren

Die passie voor het werk moet terug en de werkstress gereduceerd, betoogt Van Rhenen. Dat kan alleen als leidinggevenden hun werknemers steun bieden, vrijheid en verantwoordelijkheid gunnen en werk laten doen waar ze goed in zijn. Valt een van deze componenten weg - denk aan een elektricien die van zijn baas ineens wanden moet stuken - dan druppelt het plezier en elk restje energie weg. Met als gevolg een opgebrand lijf.

Verkeerde aanpak

Het is een natuurwet die opgaat voor elk beroep, zwaar of niet, zegt Van Rhenen. Maar ook een natuurwet die in de praktijk nog te weinig wordt toegepast, ziet de hoogleraar en bedrijfsarts. Komt iemand met burn-outklachten een arbodienst binnenlopen, dan is het eerste wat de arts zegt: doe maar rustig aan. Van zijn werkgever krijg hij een paar weken ziekteverlof en dan is de verwachting dat de patiënt opknapt. “Dat werkt niet.” Zijn mobiel, voor hem op tafel, gaat. “Ik vergelijk het weleens met een leeggelopen telefoon. Die kun je wel een tijd opzij leggen, maar dan is-ie nog niet opgeladen.”

Artsen, maar ook werkgevers moeten op zoek naar wat Van Rhenen de juiste ingrediënten noemt om een werknemer te laten floreren. Wat vindt hij leuk? Waardoor krijgt hij zin in het werk? Weer een vergelijking, nu met koks. “Die maken van een trits ingrediënten die ze voor zich hebben liggen een fantastisch gerecht. Voor artsen is dat onnatuurlijk. Wij zijn opgeleid om te repareren.”

Werkgevers gaan er op hun beurt vanuit dat een anti-stresscursus soelaas biedt, zodat hun werknemers leren anders om te gaan met stress. Een perfectionist? Ja, soms loopt iets nou eenmaal mis. Een behager? Ga de confrontatie toch maar een keer aan. “Iemand die hier intrinsiek problemen mee heeft, wordt van dat soort adviezen niet echt enthousiast.” Tegelijkertijd is het dezelfde werkgever die het stressniveau op de werkvloer in een vloek en een zucht verhoogd, door iemand even te laten bijspringen op een andere afdeling omdat dat goed uitkomt.

Groot rendement

Van Rhenen ziet in zijn eigen spreekkamer en in onderzoek wat een verandering in aanpak teweeg kan brengen. Doet iemand vol bevlogenheid zijn werk, dan presteert hij 20 tot 25 procent meer dan een gemiddelde werknemer. Hij is 35 tot 40 procent minder vaak ziek en maakt 60 tot 65 procent minder fouten dan collega’s die met tegenzin naar kantoor gaan. Een opgebrande werknemer helpt hij binnen drie maanden op de been als hij diens werkpassie opspoort, maar gemiddeld duurt het driekwart jaar voordat een iemand met een burn-out weer functioneert.

Maar hoe die verandering in denken in gang te zetten? Van Rhenen geeft toe dat het systeem in de gezondheidszorg weinig ruimte laat voor vernieuwing. Onder werkgevers zijn het vooral de start-ups die experimenteren. De grote bedrijven denken het liefst op spreadsheets vaste stramienen uit voor hoe ze te werk gaan. “Mijn hoop is dat we, nu we langer moeten doorwerken, samen gedwongen worden mensen met de juiste middelen naar de eindstreep te helpen.”